Iaa! Ik ben een ezel,
Ik ben nog sterker dan een paard.
Ik kan bijna alles dragen
en als je het lief vraagt dan
mag je op mijn rug
en dan maken we een ritje door de straat.

Iaa! Ik ben een ezel,
een ezel ziet wat jij niet ziet.
Dus als ik zomaar stop met lopen,
doe je ogen dan eens open.
Kijk goed om je heen
en bedenk: mijn ezelin doet niets voor niets.

Er stond een enge engel te zwaaien met een zwaard.
Ik wilde niet meer lopen, maar mijn baas had heel veel haast.
Hij zag geen enge engel, dus hij mepte erop los,
maar ik kon echt niet verder, want dan waren we de klos…

Iau! Wat krijgen we nou?
Waarom krijg ik slaag van jou?
We zijn al zoveel jaren samen.
Heb ik mij ooit zo gedragen?
Ik zorg voor jou, jij zorgt voor mij,
zo doen we dat al jaren.
Au iau iau iau iau iau,
waarom sla jij me bont en blauw?

Mijn baas schrok zich een hoedje, een hoedje van de schrik.
Een ezel die kon spreken, hij kreeg spontaan de hik.
Pas toen zag hij de engel, de engel met het zwaard.
Hoe kon hij nou zo blind zijn, zo blind voor het gevaar?

‘Bileam!’ sprak toen de engel,
sprak toen de engel met het zwaard:
‘God gaf de ezel mensenwoorden,
want jij wilde haar niet horen.
Wil je mij voorbij, open je ogen en je oren.
Ja, ja, ja, luister naar God,
alleen dan mag je verdergaan.

Een mens is best wel koppig, soms is hij zelfs een oen.
Zo is hij geboren, hij kan er niks aan doen.
Dus geef je nu maar over: ik kijk wel uit voor twee.
Een ezel stoot zich zelden twee keer aan dezelfde steen.

Iaa! Ik ben een ezel,
een ezel ziet wat jij niet ziet.
Dus als ik zomaar stop met lopen,
doe je ogen dan eens open.
Kijk goed om je heen,
en bedenk: mijn ezelin doet niets voor niets.